zondag 15 november 2009
Trendwatching
zondag 18 oktober 2009
Telefoongids
De Telefoongids annex Gouden Gids regio Rotterdam - een boekwerk van anderhalve kilo en bijna 1200 pagina’s - nam de helft van mijn brievenbus in beslag. Ik kreeg hem ongevraagd. Als ik dat volgend jaar niet wil, dan moet ik even een bonnetje invullen en opsturen of de klantenservice bellen (zou ik dan eerst het bel-me-niet-register moeten raadplegen om te kijken of ik de klantenservice wel mág bellen?). Over het milieu hoef ik me trouwens geen zorgen te maken, zo ik dat al deed: “Voor elke boom die voor dit boek wordt gekapt, wordt minimaal 1 boom teruggeplant”, schrijft de uitgever. En dan is er ook nog het project Boeken voor Boeken: hiermee “worden scholengemeenschappen gestimuleerd om oude gidsen te verzamelen voor recycling.” Die kunnen er dan weer nieuwe schoolboeken van kopen. Dat is een hele geruststelling, want deze telefoonbijbel is net zo overbodig als kolenkachels in Koeweit. Alle informatie in het boek is namelijk ook op internet te vinden, zo lees ik in de inleiding.
Twintig jaar geleden bedacht Tim Berners-Lee het world wide web. De VU verleent hem daarvoor op 20 oktober zijn zoveelste ere-doctoraat. Terecht. Was internet er aanvankelijk alleen voor de Amerikaanse universiteiten en Defensie, het world wide web bracht internet onder bereik van het grote publiek. En nu kunnen en willen we niet meer zonder. Willen we iets weten, dan zoeken we via Google, kijken in de Wikipedia, of gaan direct naar de site waarvan we weten dat die ons het antwoord kan verschaffen. Handleidingen van nieuwe apparatuur worden niet meer meegeleverd, maar kun je downloaden. Steeds meer boeken kun je als e-book kopen. TNT verstuurt minder brieven, krantenoplagen dalen, en binnenkort zijn zelfs de treinkaartjes niet meer van papier. Maar de combi Telefoongids bv en KPN bv vindt het anno nu nog steeds nodig Nederlandse brievenbussen te dempen met bijna 2500 kubieke centimeter papier. En het ergste is dat het trefwoord ‘scholengemeenschap’ er niet eens in voorkomt!
zondag 4 oktober 2009
Toeval?
Op 1 oktober waren de websites van DSB Bank en Bel-me-niet onbereikbaar.
Toeval?
Misschien, maar wellicht vond in de vroege ochtend van 1 oktober ergens in Nederland het volgende telefoongesprek plaats:
“Met Frank.”
“Dag Frank, met Dirk. Heb je even?”
“Tuurlijk, Dirk, ik ben net op weg naar het ministerie, dus het kan wel even.”
“Pieter heeft net in Goedemorgen Nederland de klanten van mijn bank geadviseerd hun geld van hun rekening te halen.”
“Weet ik, Dirk. Boontje komt om z’n loontje, he.”
“Dat heb ik niet gehoord, Frank. Maar denk eens even na: met al het geld dat ABN AMRO, ING, SNS, IceSave – ik noem er maar een paar – Nederland heeft gekost, komt een volgende reddingsactie wel heel ongelegen, denk je ook niet?”
“We zitten er inderdaad niet op te wachten, Dirk.”
“Dus, Frank, als straks het nieuws een beetje doorgedrongen is, kunnen we heel wat geldopnames verwachten; vooral via internet.”
“Dat zit er dik in, Dirk. Maar wat heb ik daarmee te maken?”
“Nou, Frank, als we nou wat extra tijd zouden kunnen krijgen om telefonisch nieuwe klanten te werven, dan komt de klap niet zo hard aan.”
“Mijn chauffeur parkeert nu de auto, Dirk, dus kom ter zake.”
“Ik had zo gedacht, Frank, als ik vandaag nou eens mijn DSB website onbereikbaar maak en jij je Bel-me-niet website. . .”
dinsdag 29 september 2009
Free?
Toen ik veertien jaar geleden het boek Being Digital van Nicholas Negroponte las, werd ik direct gegrepen door zijn ideeën en zijn goed onderbouwde visie op de ontwikkeling – soms samensmelting – van media als televisie, computer, boeken, kranten en tijdschriften en de gevolgen die dat heeft voor ons informatiegedrag. En hij voorspelde dat we het volgende decennium – dus het huidige – te maken zouden krijgen met schending van auteursrecht en van onze privacy, met softwarepiraterij en diefstal van elektronische gegevens. Zijn voorspellingen zijn grotendeels uitgekomen. Kernthema van zijn boodschap: “The change from atoms to bits is irrevocable and unstoppable.”
Halverwege dit jaar, en twee (mede) door internet mogelijk gemaakte recessies later, verscheen Chris Andersons boek Free. Ook bij Anderson draait het om digitalisering. Echter, waar Negroponte vooral een technologisch georiënteerd exposé gaf, presenteert Anderson een economie waarin informatie – “all things made of ideas” – gratis (free) wordt, omdat de marginale kosten binnen enkele jaren tot nul zijn genaderd. En dan doelt hij vooral op computercapaciteit, opslagruimte en bandbreedte. Dezelfde ontwikkeling waar Negroponte het ook over had, alleen was die zo verstandig er geen economisch model op te baseren. Maar
Voor Anderson is ‘free’ een onvermijdelijk gevolg van die technologische ontwikkeling: “In the digital realm you can try to keep Free at bay with laws and locks, but eventually the force of economic gravity will win.” Anderson geeft talloze voorbeelden van verdienmodellen waarin ‘free’ al langer een belangrijke rol speelt. Zoals 2 voor de prijs van 1, gratis belminuten bij de aanschaf van een mobiele telefoon, in disco’s gratis toegang voor vrouwen maar mannen moeten betalen, en gratis bellen van computer naar computer maar laat betalen als gebeld wordt van computer naar telefoon (Skype). Marketing tools dus, waar je als ondernemer al dan niet gebruik van kunt maken. Bij informatie gaat hij een stapje verder: die wordt sowieso gratis, voor zover die al niet gratis is. Het is soms even zoeken, maar voor wie tijd over heeft is muziek met een goede weergavekwaliteit gratis van internet te halen. Betalen doe je als je gegarandeerde hoge kwaliteit wil, geen virus wil mee-downloaden, het nummer snel op je pc of iPod wil hebben, of gewoon onzeker bent dat het allemaal wel goed gaat. Ook het nieuws en allerlei achtergrondinformatie is voor nop beschikbaar, hoewel het vaak niet duidelijk is hoe betrouwbaar de bron is.
Volgens Anderson zijn er voor bedrijven heel veel mogelijkheden geld te verdienen met al dat gratis. Kijk maar naar Google, zegt hij, dat allerlei gratis diensten levert en heel veel geld verdient met advertenties. Veel verder komt hij echter niet. Google-dochter YouTube, bijvoorbeeld, geeft dit jaar honderden miljoenen dollars uit aan bandbreedte en verdient vrijwel niets met advertenties. Het moet zelfs kwalitatief goed materiaal bij o.m. de omroepen inkopen om de juiste omgeving voor adverteerders te scheppen en nog enige inkomsten te genereren. En dan zijn er de uitgevers van kwaliteitskranten, zoals de Wall Street Journal en The Times. De eerste heeft nooit content weggegeven – maar heeft wel meer dan een miljoen betalende online abonnees – en de laatste keert, net als de uitgever van dit vakblad, terug op haar schreden en gaat content weer tegen betaling aanbieden. Iets wat ook andere uitgevers gaan doen. Veel keus is er ook niet: kranten en tijdschriften maken kost geld (ook als je ze alleen digitaal maakt) en de advertentiemarkt krimpt al jaren.
Dat ‘free’ heel wat minder gratis is dan Anderson met zijn boek suggereert, blijkt uit zijn dankwoord, waarin hij iedereen bedankt die dit boek mogelijk heeft gemaakt. Ik citeer maar even uit de Nederlandstalige uitgave: “Dat het allemaal toch mogelijk is geweest, heb ik enkel en alleen aan mijn vrouw Anne te danken. [. . .] Anne had de zorg voor een groot gezin (vijf kinderen – HV) en een man die altijd op reis was, maar alsof dat niet genoeg was, heeft ze zich als geen ander voor dit boek ingezet. Wanneer ik thuis was, zette ze me op zaterdagochtend de deur uit om in de coffeeshop te gaan schrijven, las ’s avonds laat de pagina’s en stond ’s morgens vroeg op met de baby, zodat ik kon uitslapen als ik tot diep in de nacht had zitten typen.” Daarnaast heeft hij de hulp gehad van een legertje assistenten en bleef hij zijn geld verdienen als hoofdredacteur van Wired.
Chris Anderson concludeert in Free: “Journalistiek als vak zal haar plaats moeten delen met journalistiek als hobby.” En ook: “Het zou de professionele journalisten geen kwaad doen als de verhoudingen tussen Gratis en betaalde mensen worden rechtgetrokken en ándere mensen gaan schrijven voor non-monetaire beloningen, in plaats van dat mensen worden betaald om te schrijven.”
Met de totstandkoming van dit boek bewijst hij het tegendeel. Anderson is zonder twijfel een vakman. Free kon hij schrijven omdat hij een vakman is, die zich liet helpen door andere professionals en een zichzelf totaal wegcijferende echtgenote, en bovendien een goedbetaalde baan heeft. . . als journalist. De enige die kon rekenen op een non-monetaire beloning zal Anne zijn geweest: vijf kinderen.
zondag 23 augustus 2009
Bitter
zondag 16 augustus 2009
Inconsequent vertier
Nou ben ik zo ongeveer het tegenovergestelde van een milieufanaat, maar zelfs mij ontgaat niet de inconsequentie van een dergelijk feestje in een stad die de verbetering van de luchtkwaliteit hoog in het vaandel zegt te hebben. Rotterdam heeft o.a. ter bevordering van die luchtkwaliteit zelfs twee gratis fietsenstallingen in het centrum geopend en heeft flink geïnvesteerd in verschillende Park&Ride faciliteiten. Ik weet natuurlijk ook wel dat een goed milieubeleid niet teniet wordt gedaan door een middagje met autootjes spelen. En van symboolpolitiek moet ik niets hebben. Maar ik geloof wel in de kracht van het goede voorbeeld.
zondag 9 augustus 2009
Bel me niet, tenzij. . .
zondag 2 augustus 2009
Geschokt
Het woord ‘geschokt’ is trouwens een woord dat niet alléén het kabinet gebruikt om zijn gemoedstoestand te beschrijven. Heel veel politici doen dat. Ze gebruiken het zelfs zó vaak dat je moet constateren dat onze bestuurders-en-zij-die-het-willen-worden ófwel vrijwel constant in shock verkeren ófwel zodanig geconditioneerd zijn dat ‘geschokt’ de standaard reactie is wanneer er waar dan ook iets ergs is gebeurd.
Nu kan geen mens naar behoren functioneren als ie doorlopend geschokt is, dus blijft over de geconditioneerde reflex: erg --> dus geschokt. Emotieloos, eerder berekend en politiek (!) correct. Vermomd als blijk van medeleven, maar net zo onbeschaamd als de shockschadeclaims van mensen die via tv of Youtube beelden hebben gezien van Karst T.’s wanhoopsdaad op Koninginnedag.
woensdag 15 juli 2009
Opzienbarend?
Belangrijke observatie #1: Als het even kan maken Matthew en zijn vrienden geen gebruik van diensten waarvoor ze moeten betalen, dus twitteren ze ook niet. De meesten hebben wel een twitteraccount, maar twitteren via de mobiele telefoon - hun belangrijkste communicatietool - kost geld en dat geld besteden ze liever aan sms’jes en dus wordt er al snel niet meer getwitterd. Opzienbarend? Niet echt. Twitteren doe je het makkelijkst achter je pc. Tegen de tijd dat Matthew en zijn vrienden gaan studeren of een baan krijgen en veel tijd achter hun pc doorbrengen is de kans groot dat ze wél gaan twitteren. Dat wil zeggen, als twitter dan nog bestaat.
Belangrijke observatie #2: Matthews vrienden lezen nauwelijks kranten, er kan immers niet van ze verwacht worden ‘dat ze paginalange artikelen lezen als samenvattingen van het nieuws ook op internet en tv te zien zijn’. Wel lezen ze de goedkope tabloids en gratis kranten. Opzienbarend? Niet echt. Oplages van kranten dalen al jaren en we weten allemaal dat de oorzaken daarvan dezelfde zijn als Matthew noemt.
Belangrijke observatie #3: Matthews vrienden hebben de pest aan advertenties, banners, pop-ups en andere ‘extremely annoying and pointless’ commerciële uitingen. Met uitzondering van viral marketing, de digitale variant van mond-tot-mond-reclame (‘Markets are conversations’ leerde The Cluetrain Manifesto ons al in 2000). Opzienbarend? Niet echt. Het geldt ook niet alleen voor Matthew en zijn vrienden. Adverteerders weten dat allang en daarom adverteren ze steeds minder.
Belangrijke observatie #4: Matthews vrienden downloaden muziek liever gratis (vaak illegaal) dan dat ze ervoor betalen. Dat geldt in veel mindere mate voor films, vanwege de slechte kwaliteit en de veel grotere kans een virus binnen te krijgen.
Opzienbarend? Vier keer nee. Toch vond de Financial Times het opzienbarend genoeg om het jl. maandag op haar voorpagina te zetten en veroorzaakte het de nodige ophef onder media execs, investeerders en topmanagers. Dát vind ik nou opzienbarend.
zondag 12 juli 2009
toen ik niets meer deed
wist ik wie ik was
van alle mogelijkheden
nog het meest simon vinkenoog
uit stilte ontstaan
af- en aanwezig,
warm en koud,
waterpas.
Wat ik tot nader order was,
bekend en onbekend,
niet langer meer dat
maar één en al oor
in de wetenschap
dat
Simon Vinkenoog 18 juli 1928 - 12 juli 2009.
(O-derivaat is gepubliceerd in: Mij best. Amsterdam, 1976)
zondag 28 juni 2009
De Volgende Editie
De commissie Brinkman heeft een mooi rapport geproduceerd, waarin heilige huisjes niet zijn ontzien. Niet alleen gratis beschikbaarstelling van de programmagegevens van de publieke omroep bijvoorbeeld, maar vooral verregaande samenwerking tussen uitgeverijen en de publieke omroep (zie http://www.commissiebrinkman.nl).
Gezien de snelheid waarmee allerlei diensten voor internet worden ontwikkeld, vraag je je bij lezing van het rapport toch af of het allemaal niet too little too late is. Journalist Francisco van Jole wijst er in de Volkskrant van 27 juni terecht op dat met internet niet alleen content maar ook een groot deel van de advertenties gratis zijn geworden. En met de integratie van televisie en internet komen (dus) ook de omroepen in de gevarenzone.
De oplossing? Kijk naar iTunes, zegt Van Jole. “Pas toen alle muziek werd ondergebracht bij iTunes sloeg het betaald downloaden aan.” Geen ideale oplossing, vindt hij zelf ook, want de platenmaatschappijen worden er niet door gered en de groei stagneert, maar het is wel de meest praktische: “Een enkele partij beheert het saldo en maakt het mogelijk dat alle kranten en andere media gelezen kunnen worden. Denk aan Google News met betaalfunctie.”
Vier van de zeven leden van de commissie Brinkman komen vooral uit de uitgeefwereld, één is een omroepman, één tot voor kort werkzaam bij het Commissariaat van de Media, en de zevende is Brinkman zelf. Iemand met een frisse en deskundige kijk op internet, zoals Van Jole, zit er niet bij. En vooral dát is zichtbaar in het rapport.
zondag 21 juni 2009
Wie beschermt onze privacy?
Deze maand werd door de Eerste Kamer de nieuwe Paspoortwet aangenomen. Daarin is bepaald dat mensen voor een nieuw paspoort hun vingerafdrukken moeten afgeven die in een chip in het paspoort worden opgeslagen. Daarnaast worden ze ook opgeslagen in een centrale database. Binnen afzienbare tijd staan de vingerafdrukken van alle Nederlanders die een paspoort hebben dus in één grote databank. De chip met daarin de vingerafdrukken is een maatregel van de EU; de centrale database heeft de Nederlandse overheid zelf verzonnen. Bovendien geeft zij en passant het OM onder bepaalde voorwaarden toegang tot die database. Net als bij de verplichte opslag van internet- en mobiele telefoongegevens gaat Nederland dus ook hier veel verder dan de EU voorschrijft.Wat kan en wat kan niet? Het voorbeeld van Google Streetview is wat mij betreft op het randje, maar vooruit. Een centrale database met vingerafdrukken van - in principe - alle Nederlanders, is er ver overheen. De politiek blijft akelig stil. Net als onze privacywaakhond, het College Bescherming Persoonsgegevens CBP. Wie komt er nu op voor onze privacy?