dinsdag 29 september 2009

Free?

Toen ik veertien jaar geleden het boek Being Digital van Nicholas Negroponte las, werd ik direct gegrepen door zijn ideeën en zijn goed onderbouwde visie op de ontwikkeling – soms samensmelting – van media als televisie, computer, boeken, kranten en tijdschriften en de gevolgen die dat heeft voor ons informatiegedrag. En hij voorspelde dat we het volgende decennium – dus het huidige – te maken zouden krijgen met schending van auteursrecht en van onze privacy, met softwarepiraterij en diefstal van elektronische gegevens. Zijn voorspellingen zijn grotendeels uitgekomen. Kernthema van zijn boodschap: “The change from atoms to bits is irrevocable and unstoppable.”

Halverwege dit jaar, en twee (mede) door internet mogelijk gemaakte recessies later, verscheen Chris Andersons boek Free. Ook bij Anderson draait het om digitalisering. Echter, waar Negroponte vooral een technologisch georiënteerd exposé gaf, presenteert Anderson een economie waarin informatie – “all things made of ideas” – gratis (free) wordt, omdat de marginale kosten binnen enkele jaren tot nul zijn genaderd. En dan doelt hij vooral op computercapaciteit, opslagruimte en bandbreedte. Dezelfde ontwikkeling waar Negroponte het ook over had, alleen was die zo verstandig er geen economisch model op te baseren. Maar Anderson is dan ook geen visionair.

Voor Anderson is ‘free’ een onvermijdelijk gevolg van die technologische ontwikkeling: “In the digital realm you can try to keep Free at bay with laws and locks, but eventually the force of economic gravity will win.” Anderson geeft talloze voorbeelden van verdienmodellen waarin ‘free’ al langer een belangrijke rol speelt. Zoals 2 voor de prijs van 1, gratis belminuten bij de aanschaf van een mobiele telefoon, in disco’s gratis toegang voor vrouwen maar mannen moeten betalen, en gratis bellen van computer naar computer maar laat betalen als gebeld wordt van computer naar telefoon (Skype). Marketing tools dus, waar je als ondernemer al dan niet gebruik van kunt maken. Bij informatie gaat hij een stapje verder: die wordt sowieso gratis, voor zover die al niet gratis is. Het is soms even zoeken, maar voor wie tijd over heeft is muziek met een goede weergavekwaliteit gratis van internet te halen. Betalen doe je als je gegarandeerde hoge kwaliteit wil, geen virus wil mee-downloaden, het nummer snel op je pc of iPod wil hebben, of gewoon onzeker bent dat het allemaal wel goed gaat. Ook het nieuws en allerlei achtergrondinformatie is voor nop beschikbaar, hoewel het vaak niet duidelijk is hoe betrouwbaar de bron is.

Volgens Anderson zijn er voor bedrijven heel veel mogelijkheden geld te verdienen met al dat gratis. Kijk maar naar Google, zegt hij, dat allerlei gratis diensten levert en heel veel geld verdient met advertenties. Veel verder komt hij echter niet. Google-dochter YouTube, bijvoorbeeld, geeft dit jaar honderden miljoenen dollars uit aan bandbreedte en verdient vrijwel niets met advertenties. Het moet zelfs kwalitatief goed materiaal bij o.m. de omroepen inkopen om de juiste omgeving voor adverteerders te scheppen en nog enige inkomsten te genereren. En dan zijn er de uitgevers van kwaliteitskranten, zoals de Wall Street Journal en The Times. De eerste heeft nooit content weggegeven – maar heeft wel meer dan een miljoen betalende online abonnees – en de laatste keert, net als de uitgever van dit vakblad, terug op haar schreden en gaat content weer tegen betaling aanbieden. Iets wat ook andere uitgevers gaan doen. Veel keus is er ook niet: kranten en tijdschriften maken kost geld (ook als je ze alleen digitaal maakt) en de advertentiemarkt krimpt al jaren.

Dat ‘free’ heel wat minder gratis is dan Anderson met zijn boek suggereert, blijkt uit zijn dankwoord, waarin hij iedereen bedankt die dit boek mogelijk heeft gemaakt. Ik citeer maar even uit de Nederlandstalige uitgave: “Dat het allemaal toch mogelijk is geweest, heb ik enkel en alleen aan mijn vrouw Anne te danken. [. . .] Anne had de zorg voor een groot gezin (vijf kinderen – HV) en een man die altijd op reis was, maar alsof dat niet genoeg was, heeft ze zich als geen ander voor dit boek ingezet. Wanneer ik thuis was, zette ze me op zaterdagochtend de deur uit om in de coffeeshop te gaan schrijven, las ’s avonds laat de pagina’s en stond ’s morgens vroeg op met de baby, zodat ik kon uitslapen als ik tot diep in de nacht had zitten typen.” Daarnaast heeft hij de hulp gehad van een legertje assistenten en bleef hij zijn geld verdienen als hoofdredacteur van Wired.

Chris Anderson concludeert in Free: “Journalistiek als vak zal haar plaats moeten delen met journalistiek als hobby.” En ook: “Het zou de professionele journalisten geen kwaad doen als de verhoudingen tussen Gratis en betaalde mensen worden rechtgetrokken en ándere mensen gaan schrijven voor non-monetaire beloningen, in plaats van dat mensen worden betaald om te schrijven.”

Met de totstandkoming van dit boek bewijst hij het tegendeel. Anderson is zonder twijfel een vakman. Free kon hij schrijven omdat hij een vakman is, die zich liet helpen door andere professionals en een zichzelf totaal wegcijferende echtgenote, en bovendien een goedbetaalde baan heeft. . . als journalist. De enige die kon rekenen op een non-monetaire beloning zal Anne zijn geweest: vijf kinderen.